Het Amsterdamse Rijksmuseum aast op twee schilderijen van Rembrandt: de huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit uit in 1634. De werken kosten samen 160 miljoen euro. Het Rijks en het kabinet hebben vorige week een voorlopig koopcontract getekend. Aanvankelijk wilde het ministerie van OCW mee betalen, maar op verzoek van een groot deel van de Tweede Kamer trekt het kabinet er nu toch 80 miljoen voor uit. Het museum moet de andere helft bij elkaar zien te sprokkelen en voert al gesprekken met particulieren. Ook de Vereniging Rembrandt wil een bijdrage leveren.
In 1631 was de jonge Rembrandt van Rijn (1606-1669) vanuit Leiden naar Amsterdam gekomen om de elite in portretten vast te leggen. De afgebeelde personen ‘ten voeten uit’ zijn geschilderd, zoals de elite zich in die tijd het liefst lieten vastleggen. De schilderijen werden in 1877 verkocht aan de familie Rothschild. Volgens museumdirecteur Wim Pijbes hield Nederland toen ‘helaas een soort uitverkoop. Er is destijds heel veel naar het buitenland gegaan en af en toe komen die werken op de markt. Als Rijksmuseum is het dan zaak in beweging te komen om de stukken op serieuze wijze proberen terug te krijgen.’ De familie Rothschild wil de werken verkopen die nu nog in het Louvre hangen, maar het museum in Parijs liet weten niet binnen korte tijd het benodigde geld te hebben. Het Louvre en het Rijks zouden de portretten om beurten willen tentoonstellen.
Lees ook:Rijksmuseum aast op twee vroege schilderijen Rembrandt
Lees ook:Leiden viert De Nacht van Rembrandt
Lees ook:Twee topschilderijen uit Renaissance blijken er één
Lees ook:Philipsvleugel Rijksmuseum is open
Lees ook:Rijksmuseum Amsterdam presenteert: Late Rembrandt