Van zaterdag 28 januari tot en met 14 mei zijn in Fundatie Zwolle en Kasteel het Nijenhuis (Heino/Wijhe) de tentoonstellingen ‘Werner Tübke – Meesterschilder tussen Oost en West’ en ‘Joseph Klibansky – Leap of Faith’ te zien, de eerste grote overzichtstentoonstelling buiten Duitsland van deze vaandeldrager van de ‘Leipziger Schule’. Door het DDR-regime werd Tübke (1929-2004) aanvankelijk kritisch gevolgd, maar vanaf de jaren 70 genoot hij meer vrijheid. Hij werd eind jaren 40 opgeleid aan de Hochschule für Grafik und Buchkunst in Leipzig (bron: persbericht).
Om zich aan de beperkende (politieke) visie van deze school te onttrekken, stapte hij begin jaren 50 over op het CasparDavid-Friedrich-Institut in Greifswald en leerde hij behalve de kunstpraktijk ook de kunstgeschiedenis uitgebreid kennen. Samen met Wolfgang Mattheuer en Bernhard Heisig stond Tübke vanaf het midden van de jaren 60 aan de basis van de zogeheten Leipziger Schule. Begin jaren 70 maakte hij zijn eerste studiereis naar Italië en in 1977 nam hij deel aan de Documenta in Kassel. Nadat hij in de jaren 60 bekritiseerd werd omdat zijn werk niet beantwoordde aan het socialistisch realisme lukte het hem gaandeweg meer artistieke armslag te creëren.
In 1976 ontving hij de belangrijkste opdracht uit de kunstgeschiedenis van de DDR, toen hem gevraagd werd in Bad Frankenhausen een panorama te schilderen over de Vroegburgerlijke Revolutie in Duitsland, één van de grootste schilderijen ter wereld, ook wel de ‘Sixtijnse Kapel van het Noorden’ genoemd. Toch was hij geen propagandakunstenaar. Door actuele onderwerpen te vertalen naar tijdloze allegorieën, geschilderd in een renaissancistische of maniëristische stijl, tilde hij zijn kunst boven de politieke situatie uit. Ook na de val van de Muur in 1989 staat zodoende zijn virtuoze, theatrale en eigenzinnige oeuvre nog recht overeind.
In Zwolle toont de Fundatie bijna 100 schilderijen, waaronder alle topstukken uit zijn oeuvre, in Kasteel het Nijenhuis wordt een ruime selectie tekeningen en aquarellen geëxposeerd. In de Fundatie wordt de voorstudie van het panorama getoond, een genereus bruikleen van de Neue National Galerie (Staatliche Museen zu Berlin). Het onderwerp is de Duitse Boerenoorlog van 1524-1526, een opstand van het volk tegen de gevestigde orde in het zuiden van het Duitse taalgebied, waarin de DDR een voorloper zag van de Volksrepubliek.
Toch is Tübke’s verbeelding van de gebeurtenissen allerminst een politiek pamflet. Hij schilderde een universeel menselijk drama, het ontluisterende einde van een utopisch ideaal. Als er één les is te leren uit de geschiedenis zoals Tübke die ons voorhoudt, is dat er niets geleerd wordt. Tübke’s vooraanstaande positie in de DDR, waar voor modernisme nauwelijks ruimte was en maatschappijkritiek verboden, zorgde ervoor dat hij ondanks zijn grote meesterschap een omstreden kunstenaar werd. Zijn traditionele stijl en werkwijze hebben er eveneens toe bijgedragen dat hij in avant-garde kringen zonder meer als niet-modern en dus oninteressant is weggezet.
De nar is een terugkerend personage bij Tübke, net als de marionet en harlekijn. Alles is ijdelheid en de wereld een speeltoneel, zo lijken de schilderijen te verkondigen. Tübke zag zichzelf als onderdeel van een eeuwenoude traditie, die hij dermate groot en belangrijk achtte dat hij zich niet bekommerde om de in zijn ogen vluchtige modernistische experimenten. In zijn oeuvre wordt de kunst van voorgangers als Jeroen Bosch, Albrecht Dürer, Matthias Grünewald en Otto Dix tot een eenheid gesmeed. Het antitraditionalisme dat de westerse kunst van na 1945 kenmerkt, is in de kunst van de DDR zo goed als afwezig. Juist daardoor kon daar de klassieke schilderkunst zich doorontwikkelen en een nieuw hoogtepunt bereiken.
Lees ook:Museum de Fundatie op PAN Amsterdam
Lees ook:Museum De Fundatie Zwolle: grote tentoonstelling Neo Rauch
Lees ook:Jan Voerman in Kasteel het Nijenhuis bij Zwolle
Lees ook:Ans Markus – ‘Als ik jou was’ in Museum De Fundatie Zwolle
Lees ook:Paul Citroen nog één week in Zwolle te zien