In de nacht van zaterdag 25 op zondag 26 maart gaat de zomertijd in: dan moeten we de klok een uur vooruit zetten, van 02.00 naar 03.00 uur. Dat betekent dus een uur minder slapen. Ezelsbruggetje: in het vóórjaar gaat de klok een uur vóóruit. ‘s Morgens wordt het daardoor een uur later licht, ’s avonds een uur later donker. Zonder zomertijd zou het ‘s morgens om half vier al licht worden.
In de Europese Unie loopt zomertijd van het laatste weekend in maart tot en met het laatste weekend in oktober: dit jaar is dat van 28 op 29 oktober. Het scheelt energiekosten, omdat het ‘s avonds langer licht is en we de lampen dus later aan kunnen doen. De Belgen spreken van ‘zomeruur’ en internationaal heet zomertijd Daylight Saving Time (DST). De Brit William Willet stelde in 1907 voor om wat te doen aan de waste of daylight (verspilling van daglicht), maar de Britse overheid voelde er niets voor. De Duitsers wél: tijdens de Eerste Wereldoorlog en daarop volgden de Britten snel. In de Tweede Wereldoorlog werd zomertijd opnieuw ingevoerd, maar die was van korte duur.
Door de oliecrisis van 1973 moesten we zuinig zijn met energie. Frankrijk voerde in 1976 als eerste land de zomertijd in, Nederland volgde in 1977. Zomertijd is wat anders dan zonnetijd: dat is de plaatselijk gemeten tijd op een zonnewijzer. Officieel staat de zon in de zomertijd om 13.00 uur op haar hoogste punt, maar de échte zonnetijd hangt af van de plek waar de zonnewijzer staat. In het meest oostelijke deel van de Benelux (Nieuweschans in Groningen) staat de zon om 13.31 uur op haar hoogste punt; in het meest westelijke deel (De Panne in West-Vlaanderen) om 13.50 uur.
Lees ook:Zaterdag gaat zomertijd in: klok uur vooruit, uurtje minder slaap
Lees ook:Zaterdag begint de zomertijd: klok uur vooruit zetten
Lees ook:Zaterdagnacht 26 maart gaat de zomertijd in: klok uur vooruit zetten
Lees ook:Niet vergeten: zaterdagnacht gaat zomertijd in en gaat de klok een uur vooruit
Lees ook:Zaterdagnacht gaat zomertijd in: klok uur vooruitzetten